Geschikte boomsoorten voor een bijenbos zijn, met daarachter maximale hoogte en bloeimaanden:

katwilg, 5 m, 3-4
boswilg, 9 m, 3-4
grauwe wilg, 8 m, 3-4
amandelwilg, 5 m, 4-5
kraakwilg, 20 m, 4-5
schietwilg, 20 m, 4-5
veldesdoorn, 12 m, 4-5
(wilde) appel, 10 m, 4-5
(wilde) peer, 10 m, 4-5
amandelwilg cv "semperflorens", 5 m, 4-9
laurierwilg, 10 m, 5-6
meidoorn, 10 m, 5-6
esdoorn, 35 m, 5-6
witte acacia, 30 m, 5-7
linde zomer, 40 m, 6-7
linde hollands, 40 m, 6-7
linde winter, 30 m, 6-7
linde, krim, 20 m, 6-7
linde, zilver, 25 m, 7 
Klimop, op muur of in boom , 9-12
 
 
 
 
Geschikte soorten struiken voor ondergroei of randbegroeiing zijn:
hazelaar, 5 m, 1-3
kornoelje, gele, 5 m, 2-3
sleedoorn, 5 m, 3-4
kroos, 6 m, 4
vogelkers gewone, 3-15 m , 5
rode kornoelje, 3 m, 5-6
klimop (struikvorm), 1m, 9-12
 
De klimop en amandelwilg dichten gaten in het voerselaanbod.
 
 

Amandelwilg

Wilde peer

Soortkeuze 
 
Omdat bijen voedsel zoeken van het vroege voorjaar tot laat in de herfst, moet er liefst ook een continu aanbod zijn. Het aanbod van stuifmeel en nectar schijnt al decennia gering te zijn, zeker buiten de steden. Daar komt bij dat er 3 periodes zijn waarin het voedselaanbod nog schaarser is dan anders:
 
Het vroege voorjaar. Sleedoorn en boswilg zijn dan een uitkomst.
 
De overgang voorjaar -zomer. Witte acacia en laurierwilg brengen soelaas.
 
Vanaf juli tot in de herfst. Krim en zilverlinde, klimop en  amandelwilg "semperflorens" zijn dan belangrijk.

 

De amandelwilg semperflorens heeft als bijzonderheid dat er na de hoofdbloei in april nog lang nabloei volgt. Deze nabloei is dan wel niet zo uitbundig, maar komt wel als geroepen voor bijen. Bij aanplant in een divers bijenbos zou er daarom relatief veel van aangeplant kunnen worden. 

Van de krim en zilverlinde is bekend dat er vaak dode hommels onder liggen, vooral bij solitaire bomen. Dat lijkt geen aanbeveling. Maar de verklaring is dat ze vaak de  laatst bloeiende bomen in de buurt zijn en er op dat moment ook verder weinig voedselaanbod is. De hommels proberen nog in de linde voedsel te vergaren maar door de vele concurrerende insecten lukt hen dat onvoldoende en verhongeren ze. Dus deze verklaring is juist een goede reden om relatief veel krim en zilverlindes aan te planten.

 

Bij een soortkeuze kan gestreefd te worden naar een zo goed mogelijke spreiding in de tijd. Bovendien kan gekozen worden om soorten die bloeien tijdens de voedseldips extra aan te planten. De aangegeven bloeiperiodes zijn ook maar schematisch. Een verdeling over soorten binnen dezelfde periode soorten is veiliger. Omdat nectar en stuifmeel anders gebruikt worden en elkaar niet kunnen vervangen en per plantensoort verschillend aangeboden wordt is ook daarom spreiding nodig. Bij de wilgen kunnen daarom ook beter zowel mannelijke als vrouwelijke planten gebruikt worden. Alleen zijn de verkochte wilgen vaak mannelijk; de vrouwelijke geven veel zadenpluis namelijk, wat sommige mensen hinderlijk vinden.

Maak jouw eigen website met JouwWeb